Lauwersmeer
door: Ana Buren
25 januari 2008
Het is vandaag een van die weinige dagen dat die weerlui iets positiefs te melden hebben. Meestal zeggen ze de laatste maanden in een optimistische bui: 'tijdelijk wat minder regen' , maar vandaag zal het zowaar droog blijven en mogelijk wat zon. Windkracht 6, dat wel.
Ik zit dus om 8.25 uur in de bus naar de haven van Lauwersoog. De buschauffeur is een oude vertrouwde. Dat is altijd heel prettig om je door bekenden te laten vervoeren. Je verbrandt niet je schepen achter je, maar bent nog een beetje verbonden aan Stad. Als aan een elastiekje. Een bijna volle maan neigt ter kimme. De hemel is blauw-roze. Mij kan niets meer gebeuren vandaag.
Als ik in de haven rondloop zie ik een Grote Mantelmeeuw. Hij ziet mij ook en gaat ervandoor. Steenlopertjes dribbelen heen en weer en laten zich nauwelijks door mij storen. Een Dodaarsje zwemt opzichtig in het water. Ja, jammer dan, te laat! Jouw jaar is voorbij.
Maar waar het mij in eerste instantie om gaat is die sympathieke Roodkeelduiker met zijn lamme rechtervleugel. Hij zwemt nog net zo opgewekt als een paar dagen terug heen en weer, op zoek naar visjes.
Daar is hij heel goed in, maar vogelaars worden heel treurig van de aanblik van hem. Een vogel die ten dode is opgeschreven. Wat ik mij afvraag is: waarom zou hij niet gewoon kunnen overleven? Hij is hartstikke behendig met visjes vangen en kan razendsnel zwemmen. Zó hard kan ik niet lopen. OK, ik geef toe, vliegen zal hij niet meer kunnen. Maar waarom zou hij niet gewoon ahw met de VUT en hoogbejaard een vredig einde kunnen vinden in het Groningse, zodat iedere noordelijke fotograaf een mooi plaatje van hem ter nagedachtenis kan maken. Van zijn fotogenieke ongehavende linkerkant, want een mooi beestje is het en hij lijkt zelf niet te treuren om zijn handicap. We krijgen dan eindelijk eens een Roodkeelduiker in zomerkleed te zien. Hij wordt de attractie van Lauwersoog!
Als ik achter hem aanren struikel ik bijna over een fotograaf die plat op de grond ligt. He, dat is Rein! Ik ga languit naast hem liggen. Het is lang geleden dat we elkaar gezien hebben en de wind is koud, dus we gaan even in zijn auto zitten en we praten bij.
Over die vogel op mijn hoofd van onlangs bijvoorbeeld. Rein is erg verwonderd: 'Je doet me denken aan Franciscus van Assisi.'
We doen nog wat pogingen om de Roodkeelduiker en de Sneeuwgorzen mooi op de plaat te krijgen.
Er zijn nog meer fotografen aanwezig. Dat is altijd lastig. Dat je elkaar niet voor de voeten wilt lopen natuurlijk. Ik vind het moeilijk om een evenwicht te vinden in hoe ver je gaat om vogeltjes te benaderen, zonder dat je andere fotografen hindert. Die fotograferen vaak vanuit een auto en ík doe het zonder dekking. Of soms zijn fotografen er al heel lang mee bezig om vogeltjes te benaderen en dan kom jij er met frisse moed aan stappen. Het is mijzelf al tig maal overkomen dat ik er uren mee bezig was om vogeltjes te besluipen totdat er een fotograaf nietsvermoedend fluitend aan kwam zetten. Of een toevallige toerist. 'Is er wat te zien?' Tja, om vogelfoto's te maken moet je niet in de haven van Lauwersoog zijn.
Ik maak een praatje met een fotograaf. Of ie wel weet dat er een Roodkeelduiker hiernaast zit. Nee, dat wist hij niet. Wel dat er zaagbekken in de haven zitten. Maar dat wist ik allang. Die had ik maandag al gezien.
Rein weet waar een IJsvogel tje zit. Of ik het leuk vind om mee te rijden. Hij heeft echter een fiets op de achterbank zodat het wat behelpen wordt. Zolang er niets te zien is vormt dit helemaal geen probleem. Het IJsvogeltje is trouwens niet thuis.
'Dan gaan we naar de Bonte Kraaien.' zegt Rein. Hartstikke leuk toch. Bonte Kraaien heb ik nog nooit gefotografeerd. Maar die zijn ook niet thuis. Weer terug naar de stek van het IJsvogeltje.
En jawel hoor. Laag in het riet zit hij op een visje te azen. Of liever gezegd 'zij' want het is een vrouwtje. Ik ben in gevecht met de fiets op de achterbank. Het stuur steekt in mijn ogen en het zadel hindert mijn lens. De wielen voorkomen dat ik kan zitten. Uiteindelijk vind ik een soort van zitplaats op het camouflagenet, de pindanetjes en de rijstzak.
Af en toe duikt het IJsvogeltje in het water en vangt een kevertje of een visje. Prachtig beestje, maar moeilijk om te fotograferen. Meestal zit er een takje voor of zit ze gewoon voor een draak van een achtergrond. Ik maak honderden foto's.
Het is fascinerend om het beestje bezig te zien. Ze probeert het visje dood te slaan, maar dat lukt niet goed. Dan draait ze het om zodat het kopje naar haar keel wijst en slikt ze het gewoon levend door.
Rein zet mij weer af bij de Sneeuwgorzen in de haven. Ze zijn nog steeds aanwezig, maar blijven telkens licht opvliegen om daarna als een zware deken weer neer te dalen.
De wind is koud en ik besluit om mijn toevlucht te zoeken in Schierzicht. Na twee kopjes koffie en een haring sta ik weer buiten en kijk ik uit over de haven.
Dan zie ik de Zaagbekken, maar het zijn geen Grote Zaagbekken zoals ik ze maandag zag, maar Middelste Zaagbekken. Dat is leuk!
Ik haal mijn camera weer uit de tas en ren links het terrein op, naar het gebouw van de havendienst. Het zijn 3 mannen en 1 vrouw. Ze duiken onder en komen een heel eind verderop weer boven water. Krankzinnige eenden vind ik het, met hun malle punkkapsel. Ze zwemmen net iets te ver om een fatsoenlijke foto te maken. Terwijl ik ze met mijn camera volg zwemt er ineens een andere vogel beeldvullend in mijn lens. Het is de Roodkeelduiker. Hij verschalkt het een na het andere visje en kijkt onschuldig in de camera.
Ik kan mij slechts met moeite losrukken van het tafereel, maar de bus naar Groningen wacht.
De chauffeur heeft de deur dicht. Hij leest een krantje. Als hij mij ziet staan gebaart hij vragend of ik naar binnen wil en doet de deur open. 'Ik vroeg me al af of je mee wou. Kom maar binnen, het is hier lekker warm. Het kaartje doen we straks wel.' en hij gaat weer verder met zijn krant. Zoals meestal op dit tijdstip ben ik de enige passagier. Voordat de chauffeur vertrekt komt hij mij het kaartje brengen.
Als een elastiekje.
Francisca